Gemeente Waadhoeke is financieel gezond en wil dat ook blijven. Belangrijk is welke uitgangspunten we hanteren bij het maken van keuzes die passen bij een verantwoord financieel beleid. De uitgangspunten die we hanteren bij het maken van de kadernota en begroting zijn ieder jaar in grote lijnen hetzelfde. Dit komt omdat ze voortvloeien uit landelijke wetgeving zoals het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en gemeentelijk beleid zoals de Financiële verordening en de nota's Reserves en voorzieningen en Activering, waardering en afschrijving. Daarnaast is de begrotingscirculaire die de provincie jaarlijks publiceert van belang. Daarin staat relevante en actuele informatie over de wijze waarop zij onze begroting en meerjarenraming beoordeelt vanuit het financieel toezicht.
De voorgestelde begroting is opgesteld in lijn met de uitgangspunten zoals eerder beschreven in de Kadernota 2026-2029.
Hierna beschrijven we de belangrijkste uitgangspunten voor de begroting 2026.
1. Ruimte nieuw beleid
In de jaren 2026-2029 is jaarlijks € 250.000 cumulatief beschikbaar voor nieuw beleid. Dit willen we inzetten voor de uitwerking van het coalitieakkoord.
2. Onvoorzien structureel
In de Financiële verordening staat dat er een bedrag onvoorzien structureel van minimaal € 1 per inwoner wordt opgenomen (meerjarig cumulatief).
3. Dekking incidentele lasten
Incidentele lasten worden gedekt door incidentele baten of door bestemmingsreserves dan wel Algemene Reserve (AR).
4. Indexering uitgaven
Aan de inkomstenkant wordt in de uitkeringen van het Rijk en eigen inkomsten zoals OZB rekening gehouden met indexering. De uitgaven worden niet automatisch geïndexeerd. Alleen die uitgaven waarvan duidelijk is dat indexering onontkoombaar is, zoals loonkosten eigen personeel in verband met nieuwe CAO-periode. Ook bijdragen aan de gemeenschappelijke regelingen, tarieven Omrin en dergelijke worden geïndexeerd. Het resterende bedrag tussen inkomsten en uitgaven wordt als stelpost voor loon- en prijscompensatie in de begroting opgenomen.
5. Inflatiecorrectie Onroerende Zaak Belasting (OZB)
Voor de OZB passen we jaarlijks een inflatiecorrectie toe.
6. Kostendekkendheid afval en riool
De tarieven voor afvalstoffen- en rioolheffing worden niet automatisch geïndexeerd maar houden gelijke tred met de ontwikkeling in de kosten voor afval en riool. In deze kostenontwikkeling wordt rekening gehouden met indexering.
7. Dotatie in verband met het verbreed gemeentelijke rioleringsplan (vGRP)
Om het vGRP te kunnen dekken over de gehele looptijd is binnen de planperiode gestart met een ingroeimodel voor dotatie aan de voorziening waarbij het uitgangspunt is dat de extra lasten volledig worden omgeslagen over inwoners en bedrijven.
8. Structureel begrotingsevenwicht
De baten en lasten moeten structureel in evenwicht zijn in de eerste jaarschijf. Het toezichtskader van de provincie biedt ons deze ruimte.
9. Plafond BTW compensatiefonds
Voor de ruimte onder het plafond van het BTW compensatiefonds (BCF) houden we rekening met 100% van de laatst gerealiseerde ruimte (zie toelichting algemene dekkingsmiddelen onder Gemeentefonds).
10. Middelen Jeugd
De laatste informatie betreffende de geldstromen rondom de Hervormingsagenda Jeugd wordt verwerkt. Er worden stelposten opgenomen daar waar deze door de toezichthouder provincie worden toegestaan.
11. Extra middelen uitvoering klimaat- en energiebeleid
Gemeenten ontvangen tot en met 2025 tijdelijke middelen van het rijk voor de uitvoeringskosten. Er wordt gewerkt aan een nieuwe regeling voor na 2025. Het Rijk heeft hier al budget voor gereserveerd.
Omdat de verwachting is dat de middelen ook na 2025 beschikbaar worden gesteld, is het toegestaan om de middelen structureel op te nemen in de begroting 2026 en het meerjarenperspectief 2027-2029. Daarbij is het belangrijk dat zowel de baten als de aan de middelen verbonden lasten opgenomen worden. In de kadernota is er vanuit gegaan dat de lasten en baten gelijk zijn en dus geen financieel effect hebben. Het gaat in Waadhoeke om afgerond € 1,1 miljoen jaarlijks.
12. Surplus AR
Dit betreft de mogelijkheid om de ruimte (surplus) in de AR boven de risiconorm deels als structureel dekkingsmiddel in te zetten. Deze optie is eind 2024 verwerkt in de notitie structurele en incidentele baten en lasten van de commissie BBV. Het daadwerkelijk inzetten van het surplus is een keuze, die per jaar voorgelegd wordt aan de raad.
Conclusie: op basis van de voorliggende begroting met een positief saldo blijkt geen noodzaak om gebruik te maken van deze mogelijkheid. Daarnaast is het berekende surplus erg klein.
